Kunst kan ons optillen. Even wegtrekken uit dit ondermaanse. Een blik gunnen in een andere wereld. Een wereld die je vermoed, waar je op hoopt, en toch niet bij kunt. Ontastbaar, en toch reëel. Kunst kan je in aanraking brengen met het goddelijke. Zoals muziek dat ook kan, en je het goddelijke in de natuur kunt ervaren. Of in de liefde. Daarin hebben we allemaal onze eigen ervaringen en voorkeuren.
Geestig genoeg beginnen al die goddelijke ervaringen gewoon op aarde. Deze tastbare wereld is nu eenmaal ons vertrekpunt. Hier leven we, voor nu – het is niet anders. Het goede nieuws is dat we ons dat bewust zijn. Dat is een groot verschil met de rest van de natuur: wij kunnen ons leven overdenken – besef hebben van onze vergankelijkheid, peinzen over de zin en onzin van onze korte aanwezigheid.
We willen anderen laten zien wie we zijn en wat we kunnen. We willen ons onderscheiden.
Bij dat bewustzijn hoort ook onze behoefte aan schoonheid. En onze drang tot expressie: we willen onszelf uitdrukken. Daarvoor gebruiken we onze creativiteit. We praten, schrijven, zingen. We rennen, dansen, springen. En we willen anderen graag laten zien wie we zijn en wat we kunnen. We willen ons onderscheiden. De Olympische Spelen zijn een mooi voorbeeld daarvan. En dat levert weer helden op waaraan we ons kunnen spiegelen en optrekken. Wat weer verbindt. Net als muziek. Samen zingen. Zowel sport als muziek kunnen fysiek verbinden. Daarom missen we de sportwedstrijden en muziekfestvivals. En kerkdiensten.
De mens wil vooruit. Daarom heeft Homo Sapiens ook gewonnen van andere mensachtigen. Die hielden het in onze buurt gewoon niet uit. We gingen te hard, we namen het over. Strijden (samen, tegen elkaar) zit in onze natuur, het is niet anders. Eenvoudig gezegd, we hebben de andere mensensoorten waarschijnlijk uitgemoord – door beter samen te werken (tegenwoordig heet de 'een teamprestatie'.) Zoals we Europa ontbost hebben (en nu het klimaat veranderen). Zoals de Europeanen de wereld veroverd hebben (al was die al ontdekt door anderen). En zoals we nu de ruimte gaan veroveren (en voor ons plezier raketreisjes maken).
We weten dat we maar wat aan rommelen. Toch willen we grip krijgen op ons leven.
‘Moedig voorwaarts,’ zou Gerard Reve vermoeid opmerken. Want wat maken we een drukte. En wat komen we onszelf tegen. We bewegen constant tussen toen en straks, tussen hoop en vrees, tussen spijt en verlangen. We weten dat we maar wat aan rommelen – en toch willen we graag grip krijgen op ons leven. Het leven overkomt ons – en toch proberen we daarin te sturen. We voelen ons overgeleverd (aan de natuur, aan hogere machten) – en willen toch invloed op uitoefenen. Lees het bijbelboek Prediker er maar op na, het leven is zo betrekkelijk.
Deze zomer (2021) was ik in Italië. De eerste stop was in Padua. Een stad in de Povlakte, met een van de oudste universiteiten ter wereld. Reuze gezellig, (want) nauwelijks toeristen (corona!) en volop studenten. En de Cappella degli Scrovegni (een Geheimtip van een Haagse kunstenaar). Begin 1300 beschilderde Giotto, de beroemdste kunstenaar van zijn tijd, voor de familie Scrovegni hun privékapel, die hij trouwens ook ontworpen had. Dat was niet een frescootje hier en daar. Nee, van voor naar achter, van links naar rechts, van onder tot boven: het hele heilsverhaal verstript; van Joachim en Anna, de ouders van Maria, via het leven van Jezus, tot Het Laatste Oordeel.
Van voor naar achter, van links naar rechts, van onder tot boven: het hele heilsverhaal verstript.
En wat voor een stripverhaal. Hier, in deze kapel, werd de Italiaanse Renaissance geboren. Voor het eerst zie je, althans op deze schaal, levende wezens, in plaats van Byzantijnse heiligen met uitgestreken gezichten. ‘Jezus Leeft!’ Je kunt je verplaatsen in wat je ziet, je herkent de menselijke emoties. Geluk en verdriet, plezier en pijn, intimiteit en teleurstelling. Een kus van man en vrouw, de kus van een verrader. Boosheid en woede, toewijding en diepe verbondenheid. Je komt ogen tekort – en ook tijd, want je mag er welgeteld vijftien minuten naar binnen.
Maar waarom vertel ik dit? Vanwege het verhaal van deze Mariakapel. De opdrachtgever was Enrico Scrovegni, die met dit eerbetoon aan de Heilige Maagd de ziel van zijn overleden vader Reginaldo probeerde te redden. Die had zijn fortuin verdiend als woekerbankier. Zo hoopte de diep gelovige zoon zijn zondige vader nog uit het vagevuur te redden (of dat gelukt is vertelt het verhaal niet). Heel devoot natuurlijk allemaal, dat is het ene verhaal. Het andere? Zoon Enrico deed dit even goed ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Hij kocht er invloed en aanzien mee. Over betrekkelijkheid gesproken. Maar who cares? Wij kunnen ons er nog steeds aan vergapen. En opgetild voelen. Even in een andere, ja, goddelijke wereld zijn.