Ontkenning van je eigen pijn is de grootste barrière naar een ander kunnen bijstaan, een ander werkelijk nabij kunnen zijn. Je hebt helemaal geen ruimte voor pijn van de ander, als je teveel bezig bent met je eigen pijn. De ander confronteert je te veel met je eigen onverwerkte pijn. Je kunt het niet aanzien en begint over jezelf te denken en te praten. Vaak tot ergernis van de ander, die juist al genoeg pijn heeft. Je kent het wel. Je ligt in het ziekenhuis – en iemand begint over zijn eigen ziekenhuisopname. Of je bent ziek, en iemand komt juist niet op bezoek, omdat die niet herinnerd wil worden aan diens eigen ziekte. Of je hebt net je een geliefde verloren en iemand begint omstandig over diens eigen verlies te vertellen. Onbedoeld – en ergerlijk. En o zo menselijk. Maar zo blijven we ook alleen, zijn we eenzaam en voel we ons verlaten.
Het vreemde is: verlatenheid is de clou. De aanvankelijke ervaring van diepe eenzaamheid maakt dat we ons daarna gedragen en geborgen kunnen voelen. Sterker nog, de wanhoop van de diepe verlatenheid kan ons ‘de moed der wanhoop’ geven om ons over te geven aan iets groters dan wijzelf – de moed geven om te kunnen bidden Uw wil geschiede. Hoe het mij verging: de moed der wanhoop bracht me geloof – en geloof geeft dat me de moed om te leven. De moed om te zijn zoals Paul Tillich dat noemt.
Aan één ding gaan we nu toch te makkelijk voorbij. De pijn. Maar wie heeft er nou zin in pijn? Toch –vervelend genoeg!– zit daar het verband met geloof en religie. Leven is lijden zeggen de boeddhisten. Het christendom heeft dat heel pregnant verbeeld. De kerk heeft als symbool het kruis – een martelwerktuig! Een pijnlijker dood dan die van Jezus is nauwelijks denkbaar. Maar in die pijn van het menselijk leven schuilt ook het geheim. Intuïtief weten we: wanneer we de pijn van het leven uithouden gebeurt er iets wonderlijks. Je leer dat je niet bang hoeft te zijn, dat je je in vertrouwen kunt overgeven. Wanneer je de moed vindt om je over te geven, de pijn te verdragen en de verlatenheid uit te houden, kun je ervaren dat je weer opstaat en je bevrijd voelt.
Die ervaring van uitgehouden pijn en doorstane verlatenheid, en de daarop volgende opstanding en bevrijding, neem je de rest van je leven met je mee. Je hebt je eigen lijden doorstaan en bent er minder bang voor geworden. De toegift –het geschenk aan de wereld– is dat je beter in staat bent om een ander nabij te zijn. Je eigen doorleefde pijn en verdriet maken het makkelijker om andermans pijn en verdriet aan te zien, uit te houden, mee te maken. Het lukt je beter om met een ander mee te leven, erbij te blijven – er voor die ander te zijn. Eenvoudig gezegd: omdat je minder bang bent voor je eigen pijn kun je een ander meer nabij zijn in diens pijn. In therapietermen: Je angst wordt niet getriggerd, omdat je je eigen angst heb doorstaan. Dan kan klinken onze menselijke echo van het goddelijke IK ZAL ER ZIJN: ‘Ik ben er voor je’.
Ik ben er voor je, voor jezelf, voor een ander – dat is nabijheid.
(Deze blog verscheen eerder op antroposofiemagazine.nl)