Niet lang geleden was ik spreker in Flevoland. Op een bijeenkomst van een grote organisatie, bij de opening van het nieuwe seizoen. De bedoeling was een opgewekt en opwekkend verhaal over omgaan met verandering. Ik had ze een lach en een traan beloofd. Een heftig verhaal, maar met een goede afloop. Leerzaam en onderhoudend. Het ging niet goed. Maar dan ook echt niet. Ze vonden het niet opgewekt. En al helemaal niet opwekkend.
Ik vertelde het verhaal dat ik die maanden op allerlei plekken vertelde. Kort samengevat: onze angst om te verliezen wat we hebben doet ons ook onze onbevangenheid verliezen. We worden bang, verkrampen, durven steeds minder. Pas onder druk van buiten, in de vorm van ontregeling, komen we weer in beweging. Noodgedwongen doen we dan dingen die we eng vinden. Zo vinden we onze onbevangenheid weer terug. En vragen ons af: waar waren we nou bang voor?
Dit verhaal, geïllustreerd met eenvoudige, persoonlijke en maatschappelijke, voorbeelden ging er tot dan toe goed in – bij een divers publiek: rechercheurs, scheikundigen, IT’ers. Ik was er inmiddels aan gewend dat mensen zeiden: ‘Fijn dat je het zo persoonlijk maakt, dat je ons aan het denken zet door je eerlijkheid en openheid. Als jij dit zo durft te vertellen, dan kan maakt dat bij mij een luikje open. Je houdt me een spiegel voor.’ Maar niet die middag in Flevoland. Integendeel.
De enige relevante vraag is: Wat kan ík er aan doen?! Eerst naar binnen kijken. Je eigen weerstand erkennen. Je gebrek aan zin om in beweging te komen. Zelf te veranderen.
Mensen schrokken. Ze hadden helemaal geen zin in een verhaal over leren van de narigheid die je kan overkomen in je leven. Hoe je verder kan komen door jezelf en je eigen mind fucks onder ogen te zien. Zelfreflectie. Hoe je door kunt krijgen dat je je eigen ellende aan het uit projecteren bent. Dat je anderen de schuld aan het geven bent van wat je dwars zit. Hoe je kunt stoppen jezelf voor de gek te houden. Weer kunt gaan leven. De wereld veranderen door eerst zelf te veranderen.
Ik moest er weer aan denken toen ik de verkiezingsuitslagen van 20 maart zag. Hoe goed de nieuwe ultrarechtse partij het doet in dat nieuwe Flevoland. Hoe zeer mensen hopen op verandering. Hoe mensen werkelijk geloven dat iemand hen die verandering ook kan brengen. Dat het hoog tijd is voor een nieuwe wind, een fris geluid. Voor een krachtpatser die orde op zaken zal stellen. Een verlosser die alles zal veranderen. Een topper, geen tobber.
Helaas, helemaal niemand komt onze problemen oplossen. Dat kun je alleen maar zelf. Je kunt erbij geholpen worden. We kunnen elkaar helpen. Maar het begint en eindigt ermee dat je jezelf onder ogen ziet. De enige relevante vraag is: Wat kan ík er aan doen?! Eerst naar binnen kijken. Je eigen weerstand erkennen, je gebrek aan zin om in beweging te komen. En pas wanneer je je eigen verzet zat genoeg bent… is er kans op een begin van verandering.
Ondertussen, allemaal ontkenning. Geen zin in klimaatmaatregelen omdat ze geld kosten? Het is ontkenning van de wereldwijde opwarming van de aarde. Geen zin in immigranten omdat ze onze cultuur en identiteit veranderen? Het is ontkenning van wereldwijde migratiestromen als gevolg van oorlog in combinatie met klimaat. Geen zin in het meedoen van mensen die man noch blank zijn? Het is ontkenning van de wereldwijde beweging naar gelijkheid van afkomst en geaardheid. De vraag is: Wil je dat?