Het klinkt paradoxaal. Zoeken naar leegte en ruimte en tegelijkertijd verlangen naar beschutting en geborgenheid. Het zit zo. Met een van mijn kinderen reisde ik in de zomer van 2015 naar Lapland. Drie weken waren we boven de poolcirkel. De hele dag licht, de zon gaat daar ’s zomers niet onder. Dus ook geen maan, geen sterren. Indrukwekkend – en ontregelend.
De vijf graden overdag (in de zomer!) daar wen je aan. Het vocht ook wel (met moeite). Dat het niet donker wordt went ook. Al duurt het een tijd voor je lichaam (of is het je geest?) toegeeft aan de slaap, terwijl het nog licht is. Maar waar ik niet aan gewend raakte was de ervaring dat ik me daar niet geborgen voelde.
Afschrikwekkende ruimte
Wat was er aan de hand? Ik wilde naar de noordelijkste punt van Europa – omdat ik leegte en stilte zocht. Nou, die vonden we. En wat ontdekte ik? Het kan ook te leeg en te stil zijn. De lege ruimte vond ik afschrikwekkend. Voor mij was het te groot, te wijds, te immens. Voelde me er zo klein en nietig. Ik was diep onder de indruk – en niet op mijn gemak. Ik besefte: in de natuur kan ik niets kwijt. De natuur zegt niets terug. Tenminste, niet tegen mij. Het bracht me ongemak en spanning. Van de weeromstuit zochten we kerkjes op. Kleine houten godshuizen, van buiten rood, grijs of wit. Van binnen meestal lichtblauw – teer en zacht. In die stille, gewijde beschutting vond ik de geborgenheid en rust die ik – blijkbaar! – nodig had.
Ik wist niet dat ik zo'n behoefte heb aan beschutting en geborgenheid.
Een wonderlijk ervaring. Ik wist niet dat ik zo’n diepe behoefte heb om me beschut en geborgen te voelen. En dat de beschutting van een menselijk bouwsel mij die geborgenheid kan geven. Ik miste menselijke warmte, de menselijke schaal, menselijk contact. Ik wist niet dat ik zo gesteld ben op mensen. Blijkbaar ben ik niet de kluizenaar waar ik mezelf voor hield. En ik vermoed dat uiteindelijk ieder mens die behoefte heeft aan geborgenheid – en aan door mensen geschapen schoonheid. Misschien is dat het begin van kunst en cultuur. Schoonheid scheppen die troost biedt – en een sacrale kwaliteit krijgt.
Woest en ledig
Ik moest denken aan tohoe wabahoe, het bijbelse ‘woest en ledig’. Helemaal aan het begin van de Bijbel, in Genesis 1 vers 2: ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren.’ De aarde is nog onbewoond. Er zijn nog geen planten, dieren, laat staan mensen. Het is nog geen plek om te wonen – een nog niet ingenomen ruimte, woest en ledig. Zo voelde voor mij het Noorden. Woest en ledig – onbewoond en onherbergzaam. Ik voelde me er ongeborgen. En ontdekte er mijn diepe verlangen naar geborgenheid.
(Ook verschenen op: remonstranten.nl; tekstredactie: Michel Peters)
NB – Later las ik in Een geschiedenis van God van Karen Armstrong: 'De mens is niet tegen leegheid en verlatenheid bestand; hij zal dit vacuüm altijd opvullen door een nieuw zinvol richtpunt te scheppen.' (p 441)