Ergens halverwege de jaren ’70, ontmoette ik, net twintig, op een bruiloft Sipke van der Land. De latere televisie-dominee, toen nog Youth for Christ. Hij was een geboren zendeling. Blijkbaar zag ie in mij iemand waar hij zijn christen-boodschap aan kwijt kon. Terwijl ik echt wel klaar was met het geloof, de kerk en alle gedoe van dien. Dat Jezus gestorven zou zijn voor onze zonden, ‘ten derden dage verrezen van de doden’, etc. Hoezo?! Iemand werd tweeduizend jaar geleden opgepakt, gemarteld en gekruisigd – waarmee hij, voor altijd, alle zonden, van alle mensen, op zich had genomen?!
Ik vermoed dat ik daarover tegen Sipke bijzonder duidelijk ben geweest. Maar een echte zendeling laat zich door dat soort opgewonden adolescenten-ongeloof natuurlijk niet uit het veld slaan. Integendeel zelfs. Hij liet me niet gaan voor hij mij op het hart gedrukt had: ‘Jezus woont ook in jouw hart!’ Ik denk dat hij zelfs ‘har-ret’ zei. Hij meende het echt. Niet dat het hielp, want ik ging vrolijk, en vooral nóg ongeloviger, verder. Maar ondertussen is het me toch maar mooi bijgebleven: ’Jezus in mijn har-ret-je’.
Ik ging vrolijk en vooral nóg ongeloviger verder
Een jaar of wat geleden ontmoette ik op een familiereünie een achter-achternicht die ik nog niet kende. Uit een verre zijtak. Ze was er voor het eerst, een beetje ongemakkelijk, ze sloot niet zo aan. Aardig mens, ontzettend verlegen en hartstikke gereformeerd. We raakten bij de koffietafel aan de praat, en het ging al gauw over schuldbesef en andere zware kost. Dat lag heus niet alleen aan haar, ik heb er wel een handje van om met een onbekende gelijk een fundamenteel gesprek te voeren.
We kwamen er al snel achter dat we er een nogal tegengesteld mensbeeld op na hielden. Dat de mens ‘slechts onbekwaam [is] tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’, gaat er bij mij niet zo in. We hadden het over zondigen, op dagelijks basis, waarop ik haar vroeg: ‘Heb jij vanmorgen al gezondigd dan?’ Waarop zij zei dat ze al voor heel wat zonden om vergiffenis zou moeten vragen. Ik peinsde me suf: welke zonden heb ik dan begaan sinds ik ben opgestaan?
‘Ik kan er niet een bedenken!’ vertelde ik opgewekt. Ze had vast met me te doen. Inmiddels weet ik een zonde: ik was in m’n eentje met de auto naar de reünie gekomen. Dat kan natuurlijk niet, qua klimaat enzo. Voor de volgende reünie heb ik een Haagse neef opgepikt. Carpoolen is veel beter – voor natuur en milieu. Maar eerlijk gezegd: het is vooral veel gezelliger.
Maar ja, ondertussen zit God –daarboven– dit natuurlijk allemaal met stijgende verbazing aan te horen. Wat een goddeloos gebabbel! Maar vooruit, om het nog wat erger te maken. Laatst zag ik een post op Facebook – van mijn opleider en remonstrants predikant Tjaard Barnard, op de social media bekend als de ‘appeltaart-dominee’. In de comments eronder ging het helemaal los over geloof, het ware geloof en andere zaken waar je beter maar niet al te zeker van kunt zijn. Omdat we het gewoon niet weten.
En wat als het God nou eens helemaal niks kan schelen?
Maar sommige mensen zijn nu eenmaal nogal zeker van hun zaak – en zeker van hun geloofszaak. Dat is natuurlijk allemaal onzekerheidsreductie, maar goed, ze hebben, ter bevestiging van hun eigen gelijk, wel de neiging om anderen te vertellen hoe het zit. Nou ben ik natuurlijk dominee, dus ik hoor het ook precies te weten – daarom schreef ik het volgende als commentaar onder die gelovige comments:
En wat, als het God, in al zijn onmetelijke goedertierenheid, nou eens geen bal uitmaakt (of op z’n Haags gezegd: werkelijk geen ene reet kan schelen) wie van Zijn aardse schepselen nou al of niet in Hem, Zijn Zoon of whatever gelooft, wat dan? Als Hij (God) het aardse gedoe daarover hoofd schuddend aanziet? Of zich gewoon een hoedje lacht?
Waarop Tjaard, heel bijbelvast, op Facebook Psalm 2 vers 4 citeerde: 'Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE zal hen bespotten.'
Nou denk ik niet dat God ons zal bespotten. Veel te menselijk. God heeft wel wat anders aan z’n goddelijke hoofd dan zich druk maken om ons menselijk gestuntel en gerommel. Wat wanneer God nou als pedagogisch principe een hemelse variant heeft van ons aardse, maar toch verlichte, ‘liefdevol verwaarlozen’? Liefdevol verwaarlozen, het schijnt dat kinderen daar zowel zelfredzaam als behulpzaam van worden. Scheelt ook veel gedoe tussen ouders en kinderen. Echt een aanrader. En God is vast een hele goede pedagoog.
‘Wees nou gewoon eens een beetje aardig voor elkaar!’
Maar ondertussen: Hoe te leven? Daar heeft God ook iets slims voor bedacht: Be Nice! ‘Wees gewoon een beetje aardig voor elkaar!’ Jezus van Nazareth heeft geprobeerd dat uit te leggen, maar dat kwam niet echt aan. Het liep meestal uit op oeverloze discussies met de schriftgeleerden en farizeeën. Maar toen hij het ook nog begon voor het leven, waren de rapen gaar. Want leven ‘als een god’ èn ‘als een kind’, dat trokken de meeste mensen echt niet.
Wat heeft dit alles te maken met de blijde boodschap van Jezus van Nazareth? Met het evangelie van Jezus Christus? Mensen kunnen nergens zoveel ruzie over krijgen als over ideeën. Botsende waarden en normen – in de vorm van ideologische, politieke en religieuze conflicten. Over zaken waarin we ten diepste geloven, onze meest fundamentele overtuigingen – waarvoor sommigen desnoods zouden willen sterven. En waarom wij mensen andere mensen ook kunnen dood wensen. Zo moest Jezus van Nazareth dood, omdat hij beweerde Zoon van God te zijn. Ja, dat was alles: hij zei dat hij door God gezonden was. Het maakte niet uit wat hij deed, nee, het ging om wat hij zei: Ik ben de Zoon van God.
Maar er waren gewoon veel te veel mensen die hem aardig vonden, die met hem weg liepen, letterlijk met hem meeliepen – en ja, dat maakte anderen, de machthebbers, degenen die het voor het zeggen hadden, best wel onrustig. Jezus kreeg teveel following. Hij stond hoog in de peilingen, veel te hoog. Hij werd een bedreiging van de status quo. Terwijl hij eigenlijk alleen maar zei: ‘Doe nou gewoon eens een beetje aardig tegen elkaar!’ En zelf de daad bij het woord voegde. Maar de elite trok het niet: Jezus moest dood. En dat dood wensen van Jezus loopt uit op die bizarre vertoning in de vroege ochtend van Goede Vrijdag. Dat ging als volgt:
De hogepriester Kajafas roept tegen de gevangen Jezus: ‘Vertel ons of je de Christus bent, de Zoon van God!’ Waarop Jezus er wel klaar mee is, en zegt: ‘Ik ben het. En trouwens, binnenkort zit ik aan de rechterhand van mijn Vader.’ Waarop Kajafas helemaal uit z’n plaat gaat, z’n kleren scheurt en schreeuwt: ‘Hij heeft God gelasterd!’ En de rechters van het Sanhedrin zeggen: ‘Hij verdient de dood!’.
Mensen zijn niet boos om wat hij doet, maar om wat hij zegt
En Jezus had de heilige boeken niet ontheiligd (integendeel, die haalde hij graag aan) – hij zei alleen maar tegen wie het horen wilde: ‘Ik ben de Zoon van God. En ik kom jullie verlossen.’ Die apotheose in de nacht van Goede Vrijdag had natuurlijk een aanloop. Jezus verrichtte aan de lopende band goede werken: hij legde zijn handen op, deed wonderbaarlijke genezingen, wekte mensen zelfs op uit de dood. En de grap is: mensen zijn niet boos om wat hij doet, maar om wat hij zegt – niet over een ander, maar over zichzelf! Zoals in dat geestige gesprek in het Johannes evangelie:
De Joden zeiden: ‘Wij willen u niet doden om een goede daad, maar omdat u God beledigt! Want u bent een mens, maar u zegt van uzelf dat u God bent.’ Jezus zei: ‘Jullie weten toch dat God in de heilige boeken zegt: «Jullie zijn goden.» Dat gaat over mensen, en die worden dus goden genoemd. En wat in de heilige boeken staat, is waar. Bovendien heeft de Vader zelf mij uitgekozen en naar de wereld gestuurd! Dan beledig ik toch God niet als ik zeg dat ik zijn Zoon ben?’
Zo, geen speld tussen te krijgen. De omstanders zijn gedist, en weer even stil. Niet dat het helpt: ze trekken het gewoon niet, dat iemand van zichzelf zegt dat ie goddelijk is. Dus moet Jezus dood. Overigens ook een geestig idee: wanneer zijn geloofsgenoten hem niet dood hadden gewenst, dan hadden wij misschien wel nooit van Jezus van Nazareth gehoord. Dan was hij nooit Jezus Christus geworden en was hij gewoon een prediker-zonder-vaste-woon-en-verblijfplaats gebleven. Maar dit terzijde.
‘De Vader is in Mij en Ik ben in de Vader.’ Het is een duizelingwekkend idee. De schrijvers van het Johannes evangelie waren heuse mystici. De antroposoof Rudolf Steiner noemde dit een ‘omstulping’, een binnenste buiten keren: ‘In mir wist Gott / Ich bin in Gott’. Het is een meditatie-oefening: stel je voor een cirkel, en daarbinnen een punt. De cirkel is God, jij bent de punt. Jij bevindt je in God. Draai dat binnenste buiten: jij wordt de cirkel, en de punt wordt God. God bevindt zich nu in jou.
Wat maakte Jezus nou zo irritant? Hij was volkomen onaangepast. Hij trok zich werkelijk niks aan van welke mores dan ook. Hij lachte zich een hoedje om ‘Hoe het hoort’. Bepaald geen burgerlijk type. Eerder een zwerver – in de ogen van alle nette mensen, de mensen die weten hoe het hoort. En ondertussen was hij de hoop van armen, minderbedeelden en nooddruftigen – de verlosser van iedereen die zich tekortgedaan en buiten gesloten voelden.
En ja, je kunt hier parallellen naar het heden trekken: naar ons politieke klimaat en de behoefte van velen om zich gezien en gehoord te voelen – en de opkomst, sinds ‘Pimmetje’, van politici die zeggen dat ze ons echt begrijpen en ook voor ons zullen zorgen. Maar wie van hen was of is nou werkelijk onbaatzuchtig? Wie is nou oprecht begaan met het lot van verschoppelingen – wie durft zo ver te gaan als Jezus? Zoals in dat verhaal over die kinderen – de moeders willen dat Jezus hun kinderen aanraakt, terwijl de leerlingen dat proberen te voorkomen:
Jezus zei: ‘Laat die kinderen bij me komen. Houd ze niet tegen. Want Gods nieuwe wereld is er juist voor hen. Luister goed naar mijn woorden: Je moet openstaan voor Gods nieuwe wereld. Net zoals een kind dat doet. Anders kun je er niet binnenkomen.’
Kinderen deden er niet toe in die dagen. Het was een agrarische samenleving. Kinderen zijn een kostenpost, ze zijn niet productief. Kinderen snappen het allemaal nog niet, die moeten nog veel leren. En wat doet Jezus? Hij draait het om. Hij zegt: ‘Kinderen zijn onbevangen, die staan nog open voor Gods nieuwe wereld.’ (Het koninkrijk van God, waarover hij doorlopend spreekt en preekt.) ‘Pas wanneer je je overgeeft als een kind begrijp je wat ik hier kom vertellen.’ De omstanders zeggen: ‘Moeten wij worden als een kind?! Ja da-hag! En dan ook nog beweren dat jij de Zoon van God bent? ‘Het kan te ver gaan!’’
‘Worden als een kind?! Ja da-hag!'
In Zomergasten liet Hoyte van Hoytema, de beroemde cameraman van o.a. Oppenheimer, fragmenten zien uit de documentaire For All Mankind. Astronauten van Apollo-vluchten, die zichzelf en elkaar filmden in hun capsule, en op de maan. En wat zie je? Spelende kinderen. Volwassen mannen, met enorme verantwoordelijkheden, op een levensgevaarlijke missie… en ze zijn aan het spelen.
De astronauten genieten van de gewichtloosheid in hun nauwe cabine: ze klooien met hun eten, zijn aan het overgooien met hun instrumenten. Ze huppelen en ze stuiteren over het maanoppervlak, ze scheuren rond in hun maanautootjes. Grote kinderen. En ondertussen worden ze van de weeromstuit ook heel filosofisch. Ineens beseffen ze de betrekkelijkheid van ons gedoe hier, wanneer ze de aarde daar als een blauwe knikker in de ruimte zien hangen. En voelen zich nederig, dankbaar en gezegend. Ze lijken onze goddelijke afkomst èn opdracht te beseffen – en worden als kinderen.
We zijn goden-in-het-klein
Jezus zegt: ‘Jullie zijn goden’; èn: ‘Word als een kind’. Als we dat nou eens vrijzinnig, licht en luchtig opvatten? Als tegengif voor alle somberte en uitzichtloosheid? We zijn allemaal manifestaties van God, niemand uitgezonderd. Godjes, goden-in-het-klein. En ondertussen is de een nog maller dan de ander, en ook zeker niemand zonder zonde. En God wil vast niets liever dan dat wij allemaal zo veel mogelijk ons goddelijke zelf worden, of beter: zijn.
Wees je goddelijke zelf, dat wil zeggen: stel je open, wees ontvankelijk, blijf nieuwsgierig… en word weer als een kind. Doe als Jezus: wees je bewust van je goddelijke afkomst, en laat dat kind in jezelf spelen. En als Sipke van der Land dat bedoelde met 'Jezus in je har-re-tje’, dan heeft ie mij toch nog bekeerd.